Zaak Pfaff: persvrijheid beter beschermen door oneigenlijk gebruik van verzoekschriften aan te pakken


Sabien sluit zich aan bij de stelling van de Vlaamse Vereniging van Journalisten dat het hier om een gevaarlijk precedent gaat. Eind vorig jaar al klaagde Sabien het oneigenlijk gebruik van eenzijdige verzoekschriften aan bij toenmalig minister van Justitie Jo Vandeurzen, nadat een rechter van de rechtbank van eerste aanleg in Brussel had beslist het weekblad Humo uit de rekken te halen, omdat cartoons van politiebaas Fernand Koekelberg blijkbaar niet door de beugel konden. Humo liet toen een nieuwe versie van haar weekblad drukken.

 

"De vraag is of de wetgever bijna 40 jaar geleden dergelijke zaken, die een verbod op de verspreiding van boeken of tijdschriften tot gevolg hebben, in het vizier had toen de procedure van het eenzijdige verzoekschrift werd ingevoerd", aldus Sabien.

 

"Natuurlijk moet de wet uitzonderingen toelaten op het fundamentele principe van het tegensprekelijke debat, namelijk als er volgens de rechter hoogdringendheid en volstrekte noodzakelijkheid is. Maar moeten er ook geen beperkingen worden opgelegd aan die uitzonderingscriteria, bijvoorbeeld om de persvrijheid niet in het gedrang te brengen en de naleving van het verbod op preventieve censuur, zoals voorzien in de Grondwet, te garanderen? Heeft een kortgedingrechter de instrumenten om een uitspraak te doen over het principe van de vrije meningsuiting?"

 

Op die vragen ging Vandeurzen destijds niet in. Hij beperkte zich tot de opsomming van een aantal rechterlijke beslissingen (Hof van Cassatie, Europees Hof van de Rechten van de Mens, enz.) en de verwijzing naar de algemene zorgvuldigheidsnorm. Sabien zal die vragen opnieuw voorleggen aan de huidige minister van Justitie, Stefaan De Clerck.

 

Sabien steunt alvast het voorstel van professor Mediarecht Dirk Voorhoof dat andere vorderingen, bijvoorbeeld om een afkeurende verklaring in te lassen of om een uitspraak ten gronde te bekomen, beter stroken met de grondwettelijke waarborgen inzake de persvrijheid dan een verspreidingsverbod. "Een tegensprekelijke rechtszaak, met volle erkenning van de rechten van de verdediging, waarin het rechtscollege de hele context overziet en rekening kan houden met de belangen die gemoeid zijn met de persvrijheid, strookt beter met een aantal fundamentele rechtsbeginselen dan de "bokshandschoen" van het eenzijdig verzoekschrift in mediazaken."