Bijna helft gevangenen is van vreemde origine


Het gaat in 1.737 van de gevallen om voorlopige hechtenis  (40%), om 2.299 veroordeelden (54%) en om 240 geïnterneerden en andere categorieën (6%).

 

Dat antwoordde minister van Justitie Stefaan De Clerck (CD&V) op een parlementaire vraag van Sabien.

 

"Sinds medio 2005 kan een veroordeelde verplicht worden zijn straf uit te zitten in zijn land van herkomst of het land waarvan hij de nationaliteit bezit, zonder dat daarvoor zijn toestemming nodig is. Die wet is een bevestiging van het aanvullend protocol bij het verdrag over de overbrenging van veroordeelde personen uit 1997 waardoor buitenlandse gedetineerden op initiatief van het land waar de veroordeling werd uitgesproken kunnen worden overgebracht naar het land van oorsprong, indien het betrokken land daarmee instemt. Maar in vier jaar tijd gebeurden slechts 23 dergelijke overbrengingen (8 in 2007, 8 in 2008 en voorlopig 7 in 2009). Daarnaast werden sinds 1 januari 2005 ook 37 personen op vrijwillige basis naar hun land overgebracht. Die cijfers zijn te laag. Als Open Vld blijven wij ervoor pleiten dat gevangenen hun straf zoveel mogelijk in het land van herkomst uitzitten", aldus Sabien.

 

Minister De Clerck geeft toe dat het om relatief kleine aantallen gaat, zelfs wat de gedwongen overbrengingen betreft. "Dit is onder meer een gevolg van het feit dat de betrokken staten voor elk dossier hun instemming moeten geven. Om een soepeler toepassing van het aanvullend protocol te bereiken zal men telkens bilateraal moeten onderhandelen. In de laatste beleidsnota Justitie werd de ambitie uitgesproken om nieuwe dergelijke bilaterale overbrengingsakkoorden af te sluiten", zegt Sabien.

 

Op Europees vlak heeft men ondertussen een nieuw instrument dat wellicht meer soepelheid zal bieden: het kaderbesluit van 27 november 2008 inzake de toepassing van het beginsel van de wederzijdse erkenning op vonnissen en proeftijdbeslissingen met het oog op het toezicht op proeftijdvoorwaarden en alternatieve straffen. Alle lidstaten van de Europese Unie moeten tegen 6 december 2011 maatregelen genomen hebben om het besluit te kunnen toepassen.