Gevraagd: meer aandacht voor internationale kinderontvoeringen


Uit onderzoek van Child Focus blijkt dat bij internationale kinderontvoering vaker een oplossing bereikt wordt via onderling akkoord dan wanneer naar juridische instrumenten wordt teruggegrepen. Bovendien verhoogt het de kans dat het kind opnieuw naar zijn oorspronkelijke verblijfplaats kan terugkeren. Een onderling akkoord vergt echter belangrijke inspanningen van de ouders. Een bemiddelaar met de juiste gevoeligheden en kennis van zaken kan daarbij helpen.

Sabien, die de afgelopen weken aan verschillende ministers vragen stelde over dit thema, is tevreden met het project van Child Focus. Verschillende instanties houden zich bezig met het probleem van internationale kinderontvoeringen:

1. Child Focus, die in 2009 467 dossiers en in 2010 470 dossiers behandelde.

2. De Centrale Autoriteit Rechtshulp in Burgerlijke Zaken van de FOD Justitie, federaal aanspreekpunt in 2005 opgericht, helpt de ouder die slachtoffer werd van een internationale kinderontvoering op gerechtelijk, psychologisch en financieel vlak, met name voor de repatriëringskosten van het kind. Het is bevoegd wanneer het kind door een ouder ontvoerd werd naar een land dat een internationaal of multilateraal verdrag heeft ondertekend; in 2009 151 dossiers en in 2010 136 dossiers (cijfers van staatssecretaris voor het Gezinsbeleid Melchior Wathelet)

3. De Directie van Consulaire Zaken van de FOD Buitenlandse Zaken volgt internationale kinderontvoeringen op, wanneer de ouder-ontvoerder zich in een land bevindt waarmee België geen verdrag heeft gesloten: 116 dossiers in 2009 en 103 dossiers in 2010 (cijfers van minister van Buitenlandse Zaken Steven Vanackere) (lijst: zie onderaan)

4. De politie volgt internationale kinderontvoeringen op, wanneer de gedupeerde ouder het bestaan van de Centrale Autoriteit of de rol van de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken niet kent: 83 dossiers in 2009 en 99 dossiers in 2010 (cijfers van minister van Binnenlandse Zaken Annemie Turtelboom)

Sabien ondervroeg de staatssecretaris voor het Gezinsbeleid Melchior Wathelet op 15 februari 2011 in de Kamercommissie Justitie over dit thema. Vraag en antwoord:

Kamerlid Sabien Lahaye-Battheu : «De strijd tegen kinderontvoeringen is altijd een punt geweest in uw beleidsnota's. Overtuigd van de talrijke voordelen van internationale bemiddeling in familiezaken en kinderontvoeringen, heeft u aangekondigd twee werkgroepen op te richten met de verschillende betrokken actoren, waaronder de centrale federale overheid, internationale familiale bemiddelaars, advocaten, magistraten en vertegenwoordigers van het parket. Deze werkgroepen zouden denkpistes uitwerken voor de bevordering van de bemiddeling in familiezaken in een Europees en internationaal kader, zowel op het vlak van opleiding als op procedureel vlak. U zou het naar aanleiding van het Belgische voorzitterschap van de Europese Unie op de agenda plaatsen.

In België zijn er jaarlijks +/- 400 nieuwe gevallen van kinderontvoering. De evaluatie van deze cijfers blijft onzeker in functie van de definitie die aan ontvoering wordt gegeven en de verschillende bronnen waaruit deze cijfers momenteel voortkomen. Er werd een statistische werkgroep opgericht om te zorgen voor de harmonisatie van deze cijfers en de centralisatie ervan bij de centrale federale overheid. Daarnaast zijn de ouders die het slachtoffer zijn van internationale kinderontvoering vaak niet goed op de hoogte van de bestaande werking en de organisatie van de centrale federale overheid. Ook op dat vlak had u gezegd initiatieven te nemen.

Wat is de stand van zaken van de werkzaamheden van die werkgroepen? Hoe evalueert u het Belgisch voorzitterschap op dit vlak? Welke acties werden er ondernomen om de zichtbaarheid van de Federale Centrale Autoriteit te verbeteren?"

Staatssecretaris Melchior Wathelet: "De werkgroep Politieke Bemiddeling kwam tussen juni 2009 en februari 2010 op gezette tijden samen. De werkgroep werkte een model en een procedure uit met het oog op de toepassing van internationale familiale bemiddeling in het geval van kinderontvoering. Dit model kan worden toegepast zowel binnen de EU als in situaties waarin het kind in een derde land wordt ontvoerd, of dit nu medeondertekenaar is van het verdrag van Den Haag of niet. Het model houdt rekening met de toepasbare juridische instrumenten, met name inzake de proceduretermijnen. Bij wijze van test steun ik momenteel 15 proefprojecten waarin het model wordt toegepast. Deze proefprojecten zullen vervolgens worden geëvalueerd.

De werkgroep Vorming komt eveneens regelmatig samen en werkt aan de oprichting van een erkend en specifiek programma voor de vorming van de officiële erkenning van familiale bemiddelaars voor de gevallen van internationale kinderontvoering. In afwachting van het realiseren van een specifieke opleiding op grote schaal heeft de werkgroep een lijst van familiale bemiddelaars opgesteld die in deze gevallen tussenbeide kunnen komen. Ook werden voor hen korte vormingen georganiseerd. De werkgroep Vorming werkt eveneens in goede verstandhouding met het door de Europese Commissie gesteunde project van Child Focus om op middellange termijn een Europese opleiding in internationale familiale bemiddeling uit te werken alsook een Europees netwerk van internationale familiale bemiddelaars.

Op het vlak van internationale familiale bemiddeling ben ik van mening dat de oorspronkelijk beoogde doelstellingen bereikt zijn. Zo werd op het seminarie van 14 oktober 2010 na voorafgaand overleg en na verrijkende gedachtewisselingen met de Europese Commissie, het Europees Parlement, de Haagse Conferentie voor Internationaal Privaatrecht en de lidstaten een aantal conclusies aangenomen met het oog op de voorbereiding van bemiddeling bij kinderontvoering. Deze conclusies werden vervolgens hernomen bij de JBZ-Raad van 3 december 2010 die hiervan akte genomen heeft. Een van de conclusies die u in bijlage kunt lezen en waarvan een Franse, Nederlandse en Engelse versie bestaat, beoogt de oprichting van een specifieke werkgroep binnen het Europees gerechtelijk netwerk inzake burgerlijke en commerciële zaken. Naar aanleiding van de jaarlijkse vergadering van dit netwerk op 21 januari 2011 werd deze Europese werkgroep opgericht. Hij zal met name zijn samengesteld uit de centrale overheden en zal zich kunnen beraden bij de Europese bemiddelaars, verbintenisrechters of gespecialiseerde organisaties. De groep zal voorstellen formuleren aan de Raad en de Commissie betreffende de meest geschikte en doeltreffende middelen ter bevordering van de internationale familiale bemiddeling in deze pijnlijke situaties. Momenteel hebben het Verenigd Koninkrijk, Nederland, Frankrijk, Spanje, Duitsland en België hun deelname aan deze werkzaamheden reeds bevestigd. Op voorstel van de Commissie zal België het voorzitterschap op zich nemen. De werkgroep kan later nog met andere landen worden uitgebreid.

Er werden de voorbije jaren reeds een aantal initiatieven ondernomen om de zichtbaarheid van de Centrale Autoriteit als federaal aanspreekpunt voor internationale parentale kinderontvoeringen te verbeteren. Als initiatieven kunnen opgesomd worden: het beschikbaar stellen van een internetpagina met alle nuttige informatie op de site van de FOD Justitie onder de rubriek "Justitie van a tot z" en het vermelden van het telefoonnummer van de Centrale Autoriteit als federaal aanspreekpunt in het telefoonboek van Belgacom. Hierbij kan vermeld worden dat er een telefonische dienstwaarneming is van 24 uur op 24. Deze dienstwaarneming wordt gewaarborgd door de personeelsleden van het directoraat-generaal Wetgeving van de FOD Justitie. Zij hebben daartoe een opleiding gekregen waardoor zij aan ouders die slachtoffer zijn eerstelijnsbijstand kunnen verlenen. Ook een specifieke mailbox werd in gebruik genomen, kinderontvoering@just.fgov.be, rapt-parental@just.fgov.be, die elke dag wordt gecontroleerd. Een follow-up gebeurt door de juristen van de Centrale Autoriteit."


Het Verdrag, dat de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen regelt, is afgesloten te Den Haag op 25 oktober 1980. Volgende landen zijn er momenteel bij aangesloten: Argentinië, Australië, Bahamas, Belize, Bosnië-Herzegovina, Brazilië, Bulgarije, Burkina Faso, Canada, Chili, China (enkel de administratieve regio Macau en de administratieve regio Hong Kong), Colombia, Costa Rica, Cyprus, Denemarken, Dominicaanse Republiek, Duitsland, Ecuador, El Salvador, Estland, Fiji, Finland, Frankrijk, Georgië, Griekenland, Guatemala, Honduras, Hongarije, Ierland, Israël, Italië, Kroatië, Letland, Litouwen, Luxemburg, Malta, Mauritius, Mexico, Moldavië, Monaco, Montenegro, Nederland, Nieuw-Zeeland, Nicaragua, Noorwegen, Oekraïne, Oezbekistan, Oostenrijk, Panama, Paraguay, Peru, Polen, Portugal, Roemenië, San Marino, Servië, Sint Kitts en Nevis, Slowakije, Slovenië, Spanje, Sri Lanka, Thailand, Turkmenistan, Tsjechië, Turkije, Uruguay, Verenigd Koninkrijk, Verenigde Staten van Amerika, Venezuela, Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, IJsland, Zuid-Afrika, Zweden, Zwitserland. België heeft naast dit Verdrag van 1980 ook een bilateraal akkoord afgesloten met Marokko en Tunesië in de vorm van een gemengde consultatieve commissie in burgerlijke zaken. Het is de Federale Overheidsdienst Justitie die bevoegd is om kinderontvoeringen naar de aangesloten landen van het Verdrag van Den Haag en Marokko en Tunesië te behandelen. De andere landen vallen onder de exclusieve bevoegdheid van de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken.