Recordaantal werkstraffen in 2010


 

 

Vlaanderen

Brussel + Wallonië

België

 

2009

2010

2009

2010

2009

2010

Hof van Beroep

221

258

243

227

464

485

Correctionele rechtbank

2.770

2.967

3.203

3.113

5.973

6.080

Politie-rechtbank

850

842

2.733

2.995

3.583

3.837

Andere

28

20

60

108

88

128

Totaal

3.869

4.087

6.239

6.443

10.108

10.530

 

Bijna zes op de tien werkstraffen werden opgelegd door een correctionele rechter, ruim een derde was voor rekening van politierechters, de overige werden uitgesproken door een Hof van Beroep.

In correctionele zaken blijft het aantal werkstraffen stabiel. Het zijn vooral de politierechters, die een werkstraf steeds vaker doeltreffender vinden dan een boete of een gevangenisstraf. "Een werkstraf is niet alleen een zinvolle straf voor de betrokkene, maar brengt de maatschappij ook iets bij (gemeenschapsdienst onder de vorm van hulp in een bejaardentehuis, bij de gemeente, enz.). Vooral voor jongeren en mensen met een vervangingsinkomen is een werkstraf veel effectiever dan een geldboete. Jongeren ondergaan op deze manier persoonlijk hun straf, daar waar anders de ouders opdraaien voor de meestal zware boeten. Werklozen beschikken dan weer over de tijd om een werkstraf uit te voeren", aldus Sabien.

Vlaanderen versus Brussel en Wallonië

Opvallend is wel dat Waalse politierechters veel vaker werkstraffen opleggen dan hun Vlaamse collega's: 2.995 tegenover 842 in 2010. Sabien: "Uit navraag blijkt dat de Vlaamse politierechter omzichtig omspringt met werkstraffen, omdat ze niet altijd in functie staan van het verhogen van de verkeersveiligheid en omdat er onvoldoende aanbod aan werkstraffen is. Ook is het zo dat een beklaagde vaak niet weet dat hij of zij zelf een werkstraf kan vragen aan de rechter. Mits de justitiehuizen over voldoende middelen beschikken om meer werkgestraften op te volgen, kan een informatiecampagne mensen ertoe aansporen om naar een werkstraf te vragen."

In correctionele zaken zijn de cijfers gelijklopend: vorig jaar 2.967 werkstraffen in Vlaanderen tegenover 3.113 in Brussel en Wallonië.

Slechts 58% uitgevoerd binnen de 12 maanden

"Een werkstraf in principe moet worden uitgevoerd binnen de 12 maanden. Die termijn kan door de probatiecommissie worden verlengd, ambtshalve of op verzoek van de veroordeelde. Een werkstraf kan immers soms hoog oplopen (bijvoorbeeld tot 600 uur, in bepaalde situaties van recidive) en ze moet worden uitgevoerd in de vrije tijd van de veroordeelde naast eventuele beroepsbezigheden of opleidingen. Een straf volgt immers best zo snel mogelijk op de uitspraak en liefst ook op de feiten, want anders verdwijnt het effect van een ‘zinvolle straf'. Niet alle werkstraffen worden binnen die termijn uitgevoerd. In 2007 werd 61% gerealiseerd, in 2008 56%, in 2009 55% en in 2010 58%", zegt Sabien, die verschillende oorzaken aanwijst:

  • omstandigheden eigen aan de betrokkene: de werkstraf moet op zijn/haar maat gebeuren (veroordeelden zonder reguliere job kunnen op korte termijn een lange werkstraf verrichten, maar voor iemand met een voltijdse job vergt dat andere inspanningen), de opsluiting van de veroordeelde wegens andere feiten, gezondheidsproblemen, enz.

 

  • wachtlijsten bij de justitiehuizen, die erop moeten toezien dat de veroordeelden ook effectief hun werkstraf uitvoeren: sinds januari 2011 een dalende trend (meest recente cijfer = antwoord op parlementaire vraag van eind september 2010 toen er er 1.047 (!) werkstrafdossiers bij justitiehuizen lagen waarvoor nog justitieassistenten moesten worden aangesteld)

 

  • wachtlijsten bij de vrijwillige of gesubsidieerde prestatieplaatsen: ook hier moeten verdere acties worden ondernomen. Iemand met een werkstraf van 300 uur, die enkel op zondag kan werken, "bezet" een plaats gedurende bijna een volledig jaar. Daarom worden er permanent nieuwe, bijkomende plaatsen gezocht om tegemoet te komen aan de stijgende vraag. Met betrekking tot de eerste soort is er het probleem dat heel wat werkgevers niet meer openstaan om werkstraffen bij hen te laten uitvoeren. Sommigen haken zelfs af, omdat het hen allemaal bijzonder veel energie (vooral aan administratie) kost, terwijl het eigenlijk om een straf gaat. Met betrekking tot de tweede tweede soort prestatieplaatsen is er een hervorming van het subsidiesysteem aangekondigd. Er wordt met alle betrokken actoren nagegaan op welke manier de justitiehuizen, de begeleiders van de betrokkenen op het terrein en de personen die op de werkplekken actief zijn, beter op elkaar kunnen worden afgestemd, teneinde nog efficiënter te zijn. Het zou onder andere de bedoeling zijn te evolueren naar een meer structurele financiering in plaats van een louter projectmatige financiering.

 

Eén op de zes niet (volledig) uitgevoerd

Sabien bekwam ook een antwoord op haar vraag hoeveel werkstraffen effectief werden uitgevoerd tot het einde, en hoeveel werden afgebroken en omgezet in een vervangende (gevangenis)straf. In 2007 respectievelijk 2008 (meest recente cijfers) werd 16,6% respectievelijk 18,6% van de afgesloten mandaten niet (volledig) uitgevoerd. De oorzaken hiervan zijn niet bekend.

Probleem van omrekening tussen celstraf en werkstraf

Sabien signaleert ook het probleem dat de wet geen omrekening heeft gemaakt tussen celstraf en werkstraf: "Het is niet bepaald hoeveel uur werkstraf gelijkstaan met hoeveel maanden celstraf, wat leidt tot grote verschillen. De rechter kan kiezen tussen een vork van minimaal 20 uren en maximaal 300 uren werkstraf."

Maar volgens De Clerck zijn de invoering van vaste omrekeningstabellen nu niet aan de orde: "Het is aan de rechter om binnen de grenzen van de legaliteit en proportionaliteit zowel de werkstraf als de vervangende straf te bepalen. Aan elk misdrijf in het Strafwetboek zijn een of meerdere straffen gekoppeld. Er is ook een specifieke minimum- en maximumgrens bepaald. Om willekeur te vermijden, moet de marge waarover de rechter beschikt, niet te ruim zijn, maar moet die tegelijkertijd ruim genoeg zijn om op basis van de concrete omstandigheden van de zaak te personaliseren. Vanzelfsprekend heeft de rechter de plicht zijn uitspraak te motiveren. Ook voor de vervangende straf heeft de rechter een appreciatiemarge. De wet bepaalt echter wel dat zijn appreciatie binnen de perken van de op het misdrijf gestelde straffen alsook van de wet op grond waarvan de zaak voor hem werd gebracht, moet blijven. De wetgever heeft er in 2002 (bij de invoering van de werkstraffen) niet voor gekozen om een strakkere tarifering vast te leggen. In andere landen is zulks soms wel het geval en wordt met vaste omrekeningstabellen gewerkt. Ik ben er niet van overtuigd dat op dit moment dergelijke, fragmentarische ingrepen moeten gebeuren. Het is voor het ogenblik geen essentieel, wetgevend probleem. Het is niet de wetgeving, maar de actie op het terrein, die moet worden geoptimaliseerd."

Wetsvoorstel: slachtoffers inlichten over uitvoering van werkstraf

De wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten heeft aan het slachtoffer van een misdrijf heel wat rechten toegekend, bijvoorbeeld de mogelijkheid om gehoord en geïnformeerd te worden over de wijze waarop een vrijheidsstraf wordt voltrokken.

"Maar de rechten die het slachtoffer momenteel geniet, gelden niet indien de dader is veroordeeld tot een werkstraf. De wet van 17 april 2002 betreffende de autonome werkstraf plaatst nochtans de werkstraf op hetzelfde niveau als een vrijheidsstraf of een geldboete. Daarom heb ik een wetsvoorstel ingediend, zodat een slachtoffer dezelfde rechten kan genieten ongeacht een dader werd veroordeeld tot een werkstraf, een gevangenisstraf of een geldboete. De probatiecommissie, belast met de controle op de uitvoering van de werkstraf zou het slachtoffer in kennis moeten stellen over die uitvoering", besluit Sabien.