Strengere aanpak van alimentatieplichtigen


De DAVO, die in 2003 werd opgericht bij de FOD Financiën, treedt niet automatisch op. De onderhoudsgerechtigde kan de tussenkomst vragen voor de invordering van de achterstallen of de nog te vervallen maandelijkse onderhoudsgelden (en de eventuele buitengewone kosten) en voor de betaling van voorschotten op onderhoudsgeld.

Alleen gezinnen die geen 1.300 euro netto in de maand verdienen, kunnen van DAVO een voorschot krijgen. De Senaat zet vandaag in principe het licht op groen voor een wetsvoorstel, dat dat plafond optrekt tot 1.800 euro. Sabien vreest echter voor de budgettaire consequenties en wil dat bedrag daarom nog bestrijden bij de behandeling in de Kamer.

De stijging van het aantal dossiers kan volgens het liberale kamerlid op een aantal manieren worden verklaard. “Er zijn steeds meer éénoudergezinnen, en dus potentieel meer mensen die een beroep kunnen doen op DAVO. De dienst krijgt een grotere bekendheid bij een moeilijk bereikbare groep, onder andere via de bij wet van 19 maart 2010 ingevoegde verplichte vermelding van de gegevens van DAVO in elk vonnis met betrekking tot onderhoudsgelden. De economische crisis en het slechte budgettaire beheer in hoofde van een deel onderhoudsplichtigen, die de betaling van het onderhoudsgeld voor hun kinderen niet als prioritair beschouwen (in tegenstelling tot het adagium “onderhoudsgeld gaat voor alles”)”, stelt Sabien.

Voor Geens volstaan huidige maatregelen…

“Voor 2012 (de meest recente cijfers) liep het totaal van de in te vorderen bedragen op tot 252 miljoen euro. In dat jaar werd 60,9 miljoen euro wel ingevorderd. Beide bedragen vormen de optelsom van alle in te vorderen en ingevorderde bedragen, voorgaande jaren inbegrepen”, leert Sabien uit het antwoord.   

Volgens Geens staat de financiering van de voorschotten vooralsnog niet onder druk en moet er daarom niet worden gesleuteld aan de voorwaarden tot het bekomen van voorschotten. Hij verwijst naar volgende mogelijkheden, die DAVO ter beschikking heeft:

  • het loonbeslag bij de onderhoudsplichtige en eventueel, afhankelijk van het gekozen huwelijksstelsel, bij diens partner;

  • het gebruik van de fiscale balans om belastingteruggaven en/of btw-teruggaven te compenseren met onderhoudsschulden (vorig jaar werd op die manier 2,3 miljoen euro gecompenseerd);

  • de uitvoeringsmiddelen die in het Gerechtelijk Wetboek zijn voorzien;

  • de sommendelegatie waarbij het onderhoudsgeld rechtstreeks van het loon of van andere inkomsten van de onderhoudsplichtige kan worden ingehouden.   

    … maar ondertussen in de Senaat

Om het bedrag aan voorschotten, dat wordt gerecupereerd, te doen stijgen, moet wie als ex-partner het onderhoudsgeld niet betaalt, volgens Lahaye-Battheu strenger worden aangepakt. Zo moet ook de DAVO kunnen terugvorderen beneden de grenzen van het leefloon van de alimentatieplichtige. Dat is een van de bepalingen uit een wetvoorstel van Sabien, dat ertoe strekt DAVO efficiënter te laten werken. Bedoeling is de armoede bij alleenstaande ouders (moeders) te verkleinen. enkele bepalingen uit het wetsvoorstel van Sabien zitten ook vervat in het wetsvoorstel, dat vandaag wordt goedgekeurd in de Senaat.  

  1. Verlenging van de termijn om te reageren voor de onderhoudsplichtige

De onderhoudsplichtige heeft momenteel 15 dagen de tijd om aan te tonen dat hij de sommen geheel of gedeeltelijk heeft betaald of dat het dossier niet meer actueel is. Wanneer geen reactie wordt geregistreerd binnen de 15 dagen (in de overgrote meerderheid van de gevallen: op 31 december 2010 van de 20.433 kennisgevingen 18.800, of 92%), genereert het systeem automatisch een melding “geen reactie”, zodat de schuldenaar wordt geacht akkoord te zijn.

Maar de laattijdige reacties worden nog in aanmerking genomen, aangezien de wet geen sanctie oplegt voor het niet naleven van die termijn. Dit zorgt wel voor problemen met de geautomatiseerde verwerking van het dossier. Soms moet het dossier volledig opnieuw begonnen worden (vooral in de gevallen waarin de onderhoudsplichtige ontegensprekelijk kan bewijzen dat hij bepaalde sommen heeft betaald), maar het vertraagt vooral de beslissing tot tussenkomst en bijgevolg het begin van de betaling van de voorschotten.

Sabien: “Om tegemoet te komen aan dit probleem, zouden we ervoor kunnen zorgen dat de geëiste som definitief wordt. Dit is echter moeilijk, omdat de onderhoudsplichtige steeds de mogelijkheid moet hebben om betalingsbewijzen of een nieuw dossier voor te leggen. Er zou een boete kunnen worden opgelegd worden, maar er wordt vastgesteld dat de financiële situatie van de onderhoudsplichtige reeds moeilijk is. De toename van de schulden zou zijn situatie alleen maar verslechteren. Daarom stel ik voor de termijn te verlengen van 15 dagen naar een maand, zodat het op deze manier zeker is dat de onderhoudsplichtige ondertussen zijn loon zou hebben ontvangen.”

  1. Interesten beginnen te lopen vanaf de kennisgeving (art. 5 WV Senaat)

De kennisgeving aan de onderhoudsplichtige van de invordering door DAVO geldt ook als ingebrekestelling. “Over eventuele interesten die vanaf dat moment verschuldigd zouden zijn, is er onduidelijkheid, die moet worden weggewerkt. De nalatigheidsintresten moeten sneller beginnen lopen, vanaf het ogenblik dat DAVO meldt zijn geld terug te willen.”

  1. Geen begrenzing door het leefloon

Indien de onderhoudsgerechtigde zelf optreedt (of via zijn advocaat of gerechtsdeurwaarder), is de beperking van de beslagbaarheid van loon en gelijkgestelde inkomsten niet van tel. Indien de DAVO optreedt voor de onderhoudsgerechtigde, mag niet worden ingevorderd indien de onderhoudsplichtige het leefloon geniet, of indien hij slechts beschikt over bestaansmiddelen die lager liggen of gelijk zijn aan het bedrag van het leefloon waarop hij aanspraak zou kunnen maken, of indien de invordering daartoe zou leiden.

“De invorderingsmogelijkheden zijn dus niet dezelfde en deze beperking heeft tot gevolg dat de DAVO minder resultaten boekt dan wanneer de schuldeiser voor zichzelf zou optreden”, aldus Sabien, die daarom voorstelt de begrenzing door het leefloon te laten vallen. “Er doen zich hier trouwens nog twee problemen voor. Ten eerste varieert het leefloon volgens de persoonlijke situatie van de onderhoudsplichtige en is het voor de DAVO praktisch onmogelijk om het bedrag van het leefloon zelf te berekenen. Ten tweede kan het zijn dat een onderhoudsplichtige van verschillende instellingen vergoedingen of toelagen geniet waarvan het afzonderlijk bedrag telkens lager ligt dan het leefloon maar samengenomen het leefloon overstijgen. In principe zou men alle vergoedingen of toelagen moeten samentellen om de grens van de beslagbaarheid te bepalen maar dit is praktisch onmogelijk gelet op de moeilijkheden om deze sommen te kennen.”

  1. Alimentatie voorrang bij collectieve schuldenregeling (art. 10 WV Senaat)

Soms weigert de schuldbemiddelaar betalingen te verrichten aan de DAVO, ondanks het feit dat die laatste een mandaat heeft gekregen van de onderhoudsgerechtigde, of betwist hij de wettelijk voorziene bijdrage van 10% in de werkingskosten.

Wanneer iemand in collectieve schuldenregeling zit, zijn de middelen van tenuitvoerlegging inderdaad geschorst. Maar de DAVO zet zijn dienstverlening voort om de onderhoudsgerechtigde behulpzaam te zijn tijdens deze procedure, tenzij deze ervoor opteert om de tegemoetkoming te schorsen. De onderhoudsgerechtigden worden, voor wat betreft de achterstallen, op dezelfde voet gesteld als de andere schuldeisers, wat als onbillijk kan worden beschouwd.

Dit probleem hangt samen met de problematiek van het “supervoorrecht” inzake de invordering van onderhoudsgeld. Wanneer de onderhoudsplichtige een onroerend goed verkoopt en er een samenloop is met andere schuldeisers, dan is dit “supervoorrecht” niet van toepassing en gelden de gewone regels. Meestal leiden die er toe dat voor de onderhoudsgerechtigde niets of slechts een gering saldo overblijft.

“Daarom stel ik voor dat de onderhoudsschulden buiten de samenloop van de schulden zouden vallen bij een collectieve schuldenregeling. De middelen tot tenuitvoerlegging van de onderhoudsschuldeiser worden dan niet geschorst en er kunnen eventuele nieuwe middelen tot tenuitvoerlegging worden ingesteld. De onderhoudsschulden genieten voorrang  en moeten uitbetaald worden voor de andere schulden. De onderhoudsplichtige in collectieve schuldenregeling zal naast de toekomstig te vervallen onderhoudsschulden ook de achterstallige onderhoudsschulden kunnen en moeten betalen”, zegt Sabien.

“Wanneer de rechter de kwijtschelding van schulden als aanvullende maatregelen oplegt, worden alle goederen van de verzoeker verkocht. Het saldo van de schulden maakt het voorwerp uit van een aanzuiveringsregeling, die moet worden gevolgd, behalve voor wat de lopende onderhoudsschulden betreft. Deze uitzondering moet ook toepasselijk zijn voor de achterstallige onderhoudsschulden. De rechter zou voortaan niet alleen geen kwijtschelding kunnen verlenen voor toekomstige onderhoudsgelden, maar ook niet voor achterstallige onderhoudsgelden.”