Sabien pleit voor meer werk voor gedetineerden in de gevangenissen


Kamerlid Sabien Lahaye-Battheu ondervroeg minister Vandeurzen hierover en vroeg de cijfers op. Uit de antwoorden van de minister blijkt dat er verschillende soorten tewerkstelling is in de gevangenissen:

 

-          het huishoudelijk werk en het onderhoud van het materiaal en de gebouwen (poetsen, koken, wassen, schilderen, enz.): deze tewerkstelling is een constante en staat open voor alle gevangenen, mits toestemming en medische geschiktheid

-          de arbeid in de eigen werkplaatsen: zo zijn er metaalateliers waar celdeuren en traliewerk wordt gemaakt in de gevangenissen van Marneffe, Brugge en Merksplas; schrijnwerkerijen waar celmeubelen worden gemaakt in de gevangenissen van Leuven-Centraal, alsook Marneffe, Brugge en Merksplas; er is een drukkerij in Hoogstraten, een boekbinderij in Aarlen en Leuven-Centraal; en een confectieatelier (voor gevangeniskledij) in Oudenaarde, Bergen en Brugge;

-         Tevens zijn er gevangenissen die over een landbouwbedrijf beschikken, zoals deze van Hoogstraten, Ruislede, Saint-Hubert en Marneffe;

-         Last but not least worden er ook werken verricht voor externe aannemers/bedrijven.

 

Vooral deze laatste soort tewerkstelling lijkt meer en meer bedreigd, volgens de minister "wegens de concurrentie van lageloonlanden".

 

Feit is evenwel dat uit de cijfers van de minister (confer lijst in bijlage) blijkt dat het percentage loongerechtigde gedetineerden sterk verschilt van inrichting tot inrichting, gaande van 25% in Antwerpen over 64% in Dendermonde tot 98% in Ruiselede.

 

De oorzaken hiervoor zijn divers:

 

-          Vooreerst is het zo dat de landbouwbedrijven (Hoogstraten, Ruiselede, Saint-Hubert en Marneffe) enkel gedetineerden hebben, die vooraf gekeurd zijn op hun geschiktheid voor zwaar werk. Op de boerderijen is er (met uitzondering van Saint-Hubert) dan ook praktisch werk voor iedereen.

-          Verder is het aanbod van werk ook een kwestie van inventiviteit en goede marketing. Sommige gevangenissen benaderen zelf pro-actief potentiële nieuwe werkgevers, terwijl anderen dit minder doen.

-          Verder is de infrastructuur (lokalen) in sommige gevangenissen niet van die aard dat er veel werk kan worden geleverd (bijvoorbeeld Vorst).

 

Nochtans is het merendeel van de gedetineerden werkbereid, gezien zij op die manier een vorm van inkomen hebben (tussen de 100 en 400 euro netto per maand volgens de minister), zij hun detentie zinvol door komen, en zij een bepaald arbeidsritme blijven houden in functie van hun reïntegratie in de maatschappij.

 

Kamerlid Sabien Lahaye-Battheu vraagt meer aandacht voor de creatie van werkgelegenheid voor gedetineerden in de gevangenissen en mogelijkheden (bijvoorbeeld naar lokatie toe) om die tewerkstelling te realiseren. De gevangenissen moeten worden gestimuleerd om te voorzien in voldoende aanbod werk (bijvoorbeeld door actief te zoeken naar mogelijke werkgevers).