Gevraagd: betere toepassing van de onderhoudsplicht bij opname van ouderen in een rusthuis


 

1.      De maandelijkse kostprijs die rusthuisbewoners voor hun verblijf moeten betalen, valt voor velen van hen zeer hoog uit in vergelijking met hun maandelijks pensioen.  Door de terugkerende besparingen die de Regering aan de rusthuizen oplegt, dreigt de druk op de bewonersprijs zelf nog fors toe te nemen. 

 

De actuele dagprijs in Vlaanderen bedraagt gemiddeld in 42,27 EUR, in Wallonië 34,15 EUR en in Brussel 41,29 EUR.  In heel wat gevallen komen nog allerlei kosten bij voor dokter, medicatie, kapper, verzorgingsproducten…

 

Het is dus noodzakelijk dat in de toekomst de rusthuizen kunnen rekenen op de nodige tussenkomsten vanwege de ziekteverzekering in de zorgkosten.  Zoniet dreigen er steeds meer onbemiddelde rusthuisbewoners een beroep te doen op het OCMW.  De onderhoudsverplichting mag trouwens nooit het gevolg zijn van het feit dat de overheid niet de nodige middelen ter beschikking stelt.

 

De invoering van de Zorgverzekering heeft ongetwijfeld reeds een belangrijke bijdrage geleverd in de betaalbaarheid van de dagprijzen, maar is nog onvoldoende gezien de snelle stijging van deze dagprijzen.

 

2.      De pensioenen zijn gerelateerd aan de vroegere inkomsten tijdens de actieve loopbaan.  Wie tijdens zijn beroepsloopbaan goed verdiende, kan nadien op een vrij goed pensioen aanspraak maken.  Wie minder goed heeft verdiend of slechts een vervangingsinkomen genoot, zal het met een bescheiden pensioen moeten stellen.  Het zijn vooral deze groep mensen die ernstig in de problemen kunnen komen bij een rusthuisopname.  Wie een laag pensioen krijgt en bovendien onbemiddeld is, moet in veel gevallen een beroep doen op het OCMW.  De zwaarst zorgbehoevenden zullen een tegemoetkoming "Hulp aan bejaarden" kunnen ontvangen.

 

Om het risico op onderhoudsplicht zoveel mogelijk te vermijden, lijkt het ons derhalve meer dan noodzakelijk verder te blijven investeren in het welvaartsvast maken van de pensioenen.

 

3.      Het is voor ons duidelijk dat het debat over de wenselijkheid van het behoud van de onderhoudsplicht, moet gevoerd worden rekening houdende met de bovenvermelde uitgangspunten.

 

Toch blijven we ook van mening dat de gemeenschap niet zonder meer alle kosten op zich kan nemen van de rusthuisbewoners die niet in staat zijn hun verblijf te bekostigen.  Het blijft verdedigbaar en waardevol om ook een beroep te doen op de familiale solidariteit.

Deze familiale solidariteit ontstaat in vele gevallen trouwens op een spontane manier, zonder dat het OCMW daarvoor aangesproken wordt.  Heel wat kinderen komen nu vrijwillig tussen in de kosten van hun ouders in een rusthuis.  Pas wanneer men ook binnen de familie niet in de mogelijkheid verkeert de zorgkosten zelf te bekostigen, komt de overheid tussen.

 

Het behoud van de wederzijdse onderhoudsplicht tussen ouders en kinderen is een principiële keuze.  Met dit wetsvoorstel beklemtonen wij de waarde van deze keuze en dus van de familiale solidariteit.  Kinderen hebben een verantwoordelijkheid (waaronder een financiële) ten aanzien van hun ouders, nadat eerder ouders hun verantwoordelijkheid hebben genomen ten aanzien van hun kinderen.  Ouders en kinderen hebben ten aanzien van elkaar een zorgplicht.  In bredere zin kunnen we spreken van een intergenerationele solidariteit, waarbij de ene generatie solidair is met de andere generatie.

 

4.        Een eventuele afschaffing van de terugvorderingplicht zal dit waardevol principe op de helling zetten.  Een aantal kinderen die nu reeds spontaan en in alle stilte hun ouders ondersteunen, zullen gedemotiveerd worden en misschien hun steun staken waardoor de OCMW's genoodzaakt worden een tussenkomst te verlenen.  Aldus zullen ook mensen die nochtans over voldoende middelen beschikken (en dus voorheen nooit bij het OCMW zouden aankloppen), daardoor mogelijks wel op het OCMW beroep doen.

 

Bovendien bestaat het gevaar dat bejaarden die een rusthuisopname overwegen zich vooraf opzettelijk onvermogend maken.  Nadat zij hun financiële middelen, roerende en onroerende goederen onder hun kinderen verdeeld hebben, kunnen zij een steunaanvraag indienen.  Bij de kinderen kan toch niets meer teruggevorderd worden.

 

5.        Tenslotte zijn er ook wettelijke bezwaren.  De onderhoudsplicht is als algemeen principe ingeschreven in het Burgerlijk Wetboek, en is net als het erfrecht gebaseerd op de familiale solidariteit.  Beiden zijn aan elkaar gekoppeld en houden een zeker evenwicht in tussen rechten en plichten.  Indien families hun verantwoordelijkheid doorschuiven naar de overheid, komt dit algemeen rechtsprincipe op de helling te staan.  De mogelijke nadelen van een arbitraire afschaffing van de onderhoudsplicht lijken ons dus erg groot.

 

6.        We pleiten principieel daarom voor het behoud van de onderhoudsplicht, mits volgende correcties aan het huidige systeem:

 

6.1. Een maximumbedrag

 

De invoering van een maximumbedrag inzake de onderhoudsbijdrage garandeert de betaalbaarheid door de onderhoudsplichtige.  Een maximale bijdrage van 375 EUR per maand per onderhoudsplichtige wordt vooropgesteld.

 

6.2. Een redelijke bijdrage

 

De gemeenschap moet waken over de billijkheid en haalbaarheid van de opgelegde solidariteit.  Daarbij moet voldoende rekening gehouden worden met de kosten van de onderhoudsplichtige, zoals de opvoeding van zijn of haar kinderen.  De solidariteit mag de eigen situatie van de onderhoudsplichtige niet hypothekeren. 

Het vrijgestelde basisbedrag dient daarom opgetrokken te worden tot 25.000 EUR, verhoogd met 2.500 EUR per persoon ten laste.  Momenteel zijn de vrijgestelde bedragen bepaald op 16.681,99 EUR verhoogd met 2.335,48 EUR per persoon ten laste.

 

Van het netto belastbaar inkomen van de onderhoudsplichtige wordt dus een vrijgesteld basisbedrag afgetrokken van 25.000 EUR verhoogd met 2.500 EUR per persoon ten laste.  Het is op dit saldo (= niet-vrijgestelde bedrag)  dat  het terugvorderingpercentage berekend wordt. 

 

6.3. Een uniforme regeling

 

Elk OCMW heeft momenteel de keuze.  Het OCMW kan:

 

a) mits goedkeuring van gemeentebestuur – beslissen om niet meer terug te vorderen bij de kinderen. Een dergelijk akkoord is algemeen bindend.

 

b) terugvorderen bij de kinderen en hanteert hiervoor een wettelijk vastgelegde terugvorderingschaal. Afwijking om billijkheidsredenen is mogelijk. Dit is een beslissing van het OCMW.

 

In antwoord op een parlementaire vraag van Luc Goutry van 20 maart 2007 antwoordde minister van Ambtenarenzaken, Maatschappelijke Integratie, Grootstedenbeleid en Gelijke Kansen Christian Dupont dat uit een onderzoek van de universiteiten van Luik en Antwerpen bleek dat van de 360 ondervraagde OCMW's van het hele land slechts 20 OCMW's zijn overgegaan tot de afschaffing van de onderhoudsplicht. 

 

De afschaffing van de onderhoudsplicht is dus een marginaal fenomeen.  Zowel in Vlaanderen als Wallonië is de meerderheid van de ondervraagde OCMW's van oordeel dat de onderhoudsplicht behouden moet blijven en dat er slechts een beroep moet worden gedaan op de collectieve solidariteit wanneer er geen andere mogelijkheden bestaan.

 

Wij pleiten daarom voor een uniforme regeling in alle gemeenten en de afschaffing van de mogelijkheid om - mits goedkeuring van het gemeentebestuur - niet terug te vorderen bij de kinderen.   Afwijking om billijkheidsredenen blijft uiteraard wel mogelijk.

 

Een uniforme onderhoudsbijdrage voor eenieder – ongeacht in welke gemeente men woont – is in kader van de rechtszekerheid van de onderhoudsplichtige een noodzaak.

 

6.4  Vrijstelling van de enige eigen woning

 

Indien een onderhoudsplichtige niet over een voldoende netto belastbaar inkomen beschikt, maar wel een onroerend goed of onroerende goederen in volle eigendom of vruchtgebruik bezit, dan wordt het globaal kadastraal inkomen (indien het gelijk is aan of hoger is dan 2.000 EUR) in rekening gebracht voor de berekening van de onderhoudsbijdrage.

 

Uitzondering hierop in de huidige wetgeving, is het kadastraal inkomen van de onroerende goederen of gedeelten van onroerende goederen die voor eigen beroepsdoeleinden worden aangewend.  Wij willen dezelfde vrijstelling geven voor het kadastraal inkomen van de enige eigen woning, zodat dit niet meer in rekening wordt gebracht voor de berekening van de onderhoudsbijdrage.