Sabien ondervraagt minister De Clerck over de toepassing van het elektronisch toezicht.


Vorige week woensdag organiseerden de commissies Justitie van Kamer en Senaat een hoorzitting over de wijze waarop het elektronisch toezicht is georganiseerd. Na afloop van de hoorzitting was er ook de mogelijkheid om het Nationaal Centrum voor Elektronisch Toezicht (NCET) te bezoeken. De hoorzitting en het bezoek waren in ider geval leerrijk.

 

De voordelen van elektronisch toezicht zijn bekend. Het kan de overbevolking in de gevangenissen verminderen; de veroordeelde wordt geholpen bij zijn reïntegratieproces; het is goedkoper dan de kost van een verblijf in de gevangenis.

 

Wat mij bezorgd maakt, is het feit dat de capaciteit blijft schommelen rond de 600. Het zijn er intussen 670, maar de wachtlijst is aangegroeid van 800, begin vorig jaar, tot 1.500, begin dit jaar. Dat geeft grote problemen op het vlak van controle.

 

Ik heb dan ook de volgende vragen.

 

Ten eerste, wat is het precieze statuut van de 1.500 wachtenden voor een enkelband? In welke vorm van controle is er voor hen voorzien?

 

Ten tweede, uit de hoorzitting blijkt dat het aanbrengen van een enkelband uitsluitend in de gevangenis kan gebeuren. Kan er niet voor worden gezorgd dat dat ook buiten de gevangenis kan gebeuren?

 

Ten derde, het NCET verwittigt de politie enkel als er problemen zijn met het verloop van het elektronisch toezicht. Tijdens de hoorzitting vorige week werd verwezen naar een site die de politie kan consulteren. Op het terrein blijkt echter dat de politie vaak niet weet wie er in haar zone met een enkelband rondloopt.

 

Ten vierde, voldoet de huidige technologische controleapparatuur? Moet niet worden gedacht aan bijvoorbeeld toepassingen via GPS?

 

Minister van Justitie Stefaan De Clerck:

 

Voor de personen die in strafonderbreking werden geplaatst in afwachting van een maatschappelijke enquête (op 7 januari 2009 waren dat er 1.581; 676 veroordeelden stonden effectief onder elektronisch toezicht), in afwachting van een beslissing of in afwachting van hun plaatsing onder elektronisch toezicht, wordt intussen niet in begeleiding voorzien. De justitiehuizen voeren bijgevolg geen enkele controle uit op die personen. Zodra zij een enkelband krijgen, start de definitieve uitvoering van hun straf.

 

De veroordeelde staat tot de plaatsing van de enkelband onder de verantwoordelijkheid van de moedergevangenis. Hij heeft nog steeds het statuut van gedetineerde. De griffie van de moedergevangenis staat in voor het administratief beheer van het dossier. Daarom moet hij zich op de dag van de plaatsing naar die strafinrichting te begeven en zich administratief in orde te stellen, alsook zich akkoord te verklaren met de opgelegde voorwaarden, waarna hij een attest ontvangt dat hij zich rechtsgeldig buiten de gevangenis bevindt onder de maatregel elektronisch toezicht. Bijgevolg gebeurt ook daar de plaatsing van de enkelbank. De twee zaken gebeuren tegelijkertijd.

 

Inzake de verwittiging van de politie bepaalt de ministeriële rondzendbrief van juli 2008 dat het NECT de veroordeelde seint in volgende gevallen.

 

Ten eerste, de mobiele eenheid slaagt er niet in de betrokkene te bereiken en de plaatsing van het materiaal te plannen. Ten tweede, de veroordeelde in strafonderbreking komt niet opdagen in de strafinrichting of is op de dag van de plaatsing niet aanwezig op het adres waar hij heeft opgegeven dat hij zijn elektronisch toezicht zou ondergaan.

 

Artikel 20, 2e lid van 5 augustus 1992 op het politieambt werd als volgt gewijzigd. Voortaan houden de politiediensten eveneens toezicht op de naleving van de hun daartoe meegedeelde voorwaarden die zijn opgelegd aan de voornoemde categorieën van justitiabelen, onder andere de veroordeelden die de strafuitvoeringsmodaliteit van de vrijheidsstraf genieten.

 

Bijgevolg licht hij zelf de politiediensten in over de voorwaarden die aan de justitiabelen zijn opgelegd en is het niet langer de bedoeling dat de justitieassistent contact opneemt met de politiediensten om, bijvoorbeeld, sommige voorwaarden te verifiëren of eventuele problemen te melden. De politiediensten zijn in kennis van personen onder elektronisch toezicht in hun arrondissement. Zij kennen de lijst daarvan.

 

Een flinke inhaalbeweging is nodig. Om een realistische inschatting te kunnen maken van het extra personeel dat noodzakelijk is om de instroom efficiënt te beheren, is een meting nodig van de werklast van de justitieassistenten. Momenteel worden instrumenten ontwikkeld die een dergelijke werklastmeting per justitiehuis mogelijk moeten maken. De testfase die momenteel lopende is binnen de verschillende justitiehuizen zal in februari 2009 worden afgerond. Nadien zal een workshop worden georganiseerd met de directeurs van de justitiehuizen om hen toe te laten de instrumenten verder te implementeren.

 

In het raam van het actieplan hebben de regionale directeurs de verantwoordelijkheid, samen met de directeur van het justitiehuis, om in te staan voor de opvolging van het vooropgestelde actieplan per justitiehuis. Die opvolging zal op maandelijkse basis geschieden.

 

De huidige achterstand en wachtlijsten zijn niet te wijten aan het technologisch aspect van het elektronisch toezichtmateriaal, maar zijn veeleer structureel van aard: personeel, middelen, beslissingen van de opdrachtgevers enzovoort.

 

De ervaringen in andere landen met het gebruik van het elektronisch toezicht in combinatie met GPS-systemen tonen aan dat het gebruik van GPS geen invloed uitoefent op het wegwerken van een achterstand.

 

Ook in andere landen, zoals Florida, Frankrijk en Groot-Brittannië, stelt men vast dat dit niet als de oplossing moet worden beschouwd. Het betreft telkens een zeer beperkte doelgroep omdat het elektronisch toezicht met GPS niet geschikt is om op grote schaal toe te passen en de technologie niet of onvoldoende verregaand is. Daarnaast is het gebruik van een GPS-systeem in deze context een bijzonder dure aangelegenheid. Het is evenwel belangrijk een reflectie op gang te brengen omtrent de doelstellingen, de meerwaarde en de juridische grondslag, en een evaluatie te maken omtrent de werking van dit systeem.

 

Eind 2008 werd aan het NICC een onderzoek toegekend om de toepassing van GPS in ons land verder te bestuderen en na te gaan welke categorieën van veroordeelden met deze manier van werken beter kunnen worden gevolgd. Tevens zullen de technologische ontwikkelingen binnen het GPS-systeem op de voet worden gevolgd en kijken we uit of dat in de toekomst een positieve wending aan het systeem kan geven.